De lage landen aan de Noordzee hebben geen bergen, enkel in zuidelijk België zijn rotsen. Toch vind je in België twee generaties van de koninklijke familie die passionele bergbeklimmers waren. De koningen Albert I en Leopold III waren zeer zelfstandige klimmers, ook hun vrouwen Elisabeth en Astrid, en de kinderen Marie-José, Karel en Josephine-Charlotte stapten mee in hun bergavonturen.

In eigen land was dat niet geweten, de royals schermden hun privéleven goed af. Klimmen versterkte hun zelfvertrouwen om hun taak als staatshoofd beter te vervullen.

Andere bekende Belgen, zoals de industrieel Ernest Solvay, bankier Ernest Nagelmackers, magistraat Ganshof van der Meersch, Nobelprijswinnaar Henri La Fontaine en de eerste Belgische profvoetballer Louis Van Hege waren bezeten van bergbeklimmen.

In de jaren tachtig ontstaat een nieuwe sport: indoorklimmen. De Brusselaar Pierre D’haenens ontwikkelt een concept met modulair aanpasbare klimwanden, zoals die vandaag algemeen gebruikt worden. In 1987 opent in Brussel de eerste klimzaal ter wereld, de uitbaatster wordt vier jaar later de eerste wereldkampioene snelheidsklimmen.

In 2020 wordt sportklimmen een olympische discipline.

De speeltuin van de koningen wisselt harde feiten af met leuke anekdotische verhalen, maar ook met filosofische beschouwingen.